mv opera afk. op., [Lat. = werk]
1 werk van de geest, werk op het gebied van wetenschap, literatuur, muziek, beeldende kunst e.d., vnl. doch niet uitsluitend uit de oudheid of de ME; opus magnum hoofdwerk; opus postumum, nagelaten werk; opera omnia, alle werken (de verzamelde werken); opera quae supersunt, alle werken van een vroegere schrijver die bewaard zijn gebleven; opere citato (afk.: o.c. of op.cit.) in het aangehaalde werk;
2 muurwerk of mozaïek met betrekking tot de constructie, uit oudheid, Byzantium of Renaissance bijv.
opus alexandrinum, mozaïekwerk samengesteld uit niet meer dan twee kleuren op effen ondergrond;
opus imbricatum metselwerk dat er uitziet alsof het bestaat uit rijen over elkaar liggende schubben;
opus musivum, mozaïekwerk uit kleine stukjes gekleurd glas;
opus quadratum, Rom. bouwtechniek met muren uit grote rechthoekige steenblokken, alle even groot en meestal zonder bindmiddel op elkaar geplaatst;
opus sectile, mozaïekwerk uit steentjes marmer van verschillende kleuren in geometrische vormen gelegd;
opus spicatum, Romeins metselwerk uit lange smalle bakstenen, zodanig gelegd dat ze een nabootsing vormen van de plaatsing van graankorrels in de aar, thans 'visgraat' genaamd;
3 naam voor diverse andere 'werken', zoals:
opus araneum fijn ajour wit op wit bewerkt kantwerk;
opus ductile, drijfwerk;
opus punctile, hoogdrukprocédé van metalen bewerkte platen, deels met een punthamer;
opus testudineum, inlegwerk met schildpad;
opus textile, weefwerk.