[v. Gr. neos = nieuw] nieuw-; modern voorvoegsel gebezigd in de betekenis: hernieuwd-, nieuw-.
Het wordt vooral gebruikt in namen van geestelijke stromingen of bewegingen, van theorieën, leerstellingen, kunstrichtingen e.d. die de draad van een vroegere stroming, beweging, theorie weer opnemen, maar thans aangepast aan moderne gegevens en opvattingen, bijv.: neocalvinisme, neoclassicisme, neodarwinisme, neofascisme.