[Fr. -ite, van Lat. -ita, van Gr. [i]-itès]
[/i]1 uitgang met bet.: behorend bij of verbonden met, in persoonsnamen vaak: inwoner van, afkomstig van, aanhanger van (bijv.: Israëliet, preraphaëliet);
2 in namen van bep. fossielen, mineralen, suikers, explosieven, handelsartikelen (resp. bijv.: ammoniet, antraciet, dulciet, dynamiet, eboniet);
3 (anorganische chem.) zout van zuur met minder dan normaal aantal zuurstofatomen (-igzuur) (bijv.: natriumsulfiet, zout van zwaveligzuur, vgl. -aat).