I [oorspr.: bosje rijshout, zie gard] (cul.) keukengereedschap bestaande uit lusvormige metalen draden die samenkomen in een handvat, om te kloppen, mengen en roeren.
II [Fr., van Germ. wardon; vgl. Du. Wärter = wachter, oppasser; Warte = uitkijkpost, waden = uitkijken, oppassen]
1 wacht, bewaking door soldaten van een aanzienlijk persoon of van een staatslichaam; garde du corps, lijfwacht;
2 nationale garde, burgerwacht;
3 (fig.) oude garde, de ouderen op enig gebied (bijv. politiek, kunst);
4 (Z.N.) bewaker, boswachter, veldwachter (garde champêtre).