[v. Fr. flamber, van OFr. flambe = vlam, van Lat. flamma = flag-ma, vgl. flagrare = branden]
1 door een vlam halen (bijv. instrument ter ontsmetting);
2 vluchtig afbranden (bijv. kleine veertjes van gevogelte na plukken, of haren van haarwild en wild zwijn);
3 het in brand steken van een sterk alcoholische drank die over een heet gerecht is gegoten, dat zo brandend wordt opgediend.