[Fr. excentricité]
1 uitmiddelpuntigheid, ligging buiten het middelpunt;
2 (wisk.) verhoudingsgetal dat de aard van een kegelsnede (bijv.: ellips, hyperbool) aangeeft;
3 (fig.) buitenissigheid, het afwijkend zijn van het normale, zonderlingheid, neiging zich opvallend abnormaal te gedragen.