Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Rufus

betekenis & definitie

m

Van Lat. rufus 'roodharig, rossig’. Bij de Romeinen al een fn. Heiligennaam: 1) Rufus, een van de zonen van Simon van Cyrene. Hij hielp Christus het kruis dragen (Marcus 15,21). In Rom. 16,13 wordt ook een Rufus genoemd. Waarschijnlijk is het dezelfde als de eerstgenoemde.

Heilige; kerk. feestdag: 21 nov.; 2) Rufus, 9e bisschop van Metz, ca. 400; kerk. feestdag: 7 nov.; 3) Rufinus (uit Capua?), hij zou bisschop van Assisi zijn geweest in de 3e eeuw; kerk. feestdag: 11 aug.; 4) Rufinus en Valerius, martelaren bij Soissons. Volgens een legende uit de 8e à 9e eeuw zijn zij tijdens Maximianus Herculius gemarteld en onthoofd; kerk. feestdag: 14 juni.