Gepubliceerd op 16-11-2020

Zijdestaart

betekenis & definitie

Volksnaam en/of oude N naam voor de Pestvogel ← [vD 1904/70]; fries Sidesturt ←. Houttuyn 1762 noemt Zyde-Staart als volksnaam en vermeldt: "'t Schynt dat de Staartpennen zagter zyn dan gewoonlyk" (p.224).

De naam verwijst volgens vele bronnen naar het (mogelijk) zijdezachte verenkleed van de vogel. Ook de wetenschappelijke genusnaam Bombycilla is hiernaar gegeven (Gr bombux 'zijde'). Volgens Jobling 1991 wordt met zijde verwezen naar de smalle, maar toch opvallende heldergele staartrand (overeenkomst in kleur dan?).ETYMOLOGIE Vroeg 1764 geeft: "Zydenschwantz, Pestvogel, ook Beemer of Bohemer genaamd". De naam wordt dus half N, half D gespeld. Ook de E volksnaam SilkTail (eerstevermelding 1685) is volgens Lockwood 1993 een letterlijke vertaling van de (nu officiële) D naam Seidenschwanz (eerste vermelding 1552). De naam is unaniem in zweeds, noors, deens en ijslands (in vertaling) 'zijdestaart'. De Zweed Olof Rudbeck jr. (c.1710) en de Deen Pontoppidan 1763 gebruikten de aan het D ontleende namen Siden Swantz resp. Siden-Svantz, terwijl het meer 'déénse' Silkehale pas voor het eerst genoemd wordt bij Blicher 1795 en Bynch 1801 [Schioler 1925].

De oudste vindplaats van D Seydenschwantz (/-schwentzlin) als naam voor een vogel is te vinden bij Eber & Peucer 1552. Uit het feit dat deze auteurs de naam noch de soort in 1549 noemden, zou je mogen afleiden dat er in de tussentijd een Pestvogelinvasie in D geweest is (wat inderdaad bevestigd wordt door Gesner 1555 [HG 1669 p.II-38; Kinzelbach 1995 p.2629]). Als D persoonsnaam/familienaam echter is de naam nog ouder: zo was er in 1310 een Heinrich Sidenswantz in Eger. Ook de familienamen Seidenschwann, Seidenzahl (-zahl =Zagel = Schwanz 'staart') en Seidenwand ( = 'zijden kleed') kwamen voor. De familienaam, die duidde op een in de naam verankerd ‘modieus gekleed gaan' ging ws. aan de vogelnaam vooraf (mhd sidensvanz 'fat, modegek' [Hugo von Trimberg c.1300]) [Kinzelbach 1995 p.7]. De vogelnaam werd aanvankelijk vooral in de verkleinvorm gebezigd.

Dit zou kunnen samenhangen met mhd swenzUn, swenzel 'sluier, japon', en dan mogelijk naar de kuif van de vogel verwijzen [Kinzelbach p.7]. In ieder geval is ws. niet de bedoeling van de vogelnaam geweest, aan te geven dat er speciaal met de staart iets bijzonders was [Wilms 970128]. De Pestvogel is in de Lage Landen en Duitsland invasiegast, geen broedvogel. Het optreden van een invasie wekte de nieuwsgierigheid en ongerustheid van de mensen. Dat men de Pestvogel mooi vond, blijkt uit de vele malen dat hij op schilderijen e.d. werd afgebeeld. Het blijkt dus ook uit de onderhavige naam en ook uit de namen Vlaamse Viesel ← en Pronkvogels ←.

(2) In Albarda 1897 wordt de naam Zijdestaarten (Ampelidae) gebruikt voor de hele familie waartoe de Pestvogel behoort. Calkoen 1903 heeft als N familienaam: Pronkvogels. Het lijkt er sterk op, dat deze naam aangeeft dat men de etymologie van Zijdestaart begrepen had. Zie ook Wijnstaart.

Meyer 1815 verwoordde ws. een over het geheel genomen zijdezacht verenkleed in zijn wetenschappelijke naam Bombyciphora (Gr bombux 'zijde' en -phora <Grphorein 'met zich meedragen'). In hetzelfde jaar (1815) gaf Temminck de wetenschappelijke naam Bombycivora, wat ‘Zijderups etend' betekent! Vincelot 1867 (p.181) veronderstelde daarop dat het deze bijzondere smaak van de vogels wel zou zijn, die verantwoordelijk was voor hun rusteloos trekgedrag: zij zochten (en vonden natuurlijk niet!) Zijderupsen! Temminck 1835-1840 komt terug op een eerder door Brisson 1760 gebruikte naam, die thans nog geldt: Bombycilla, letterlijk (vogel met de) 'zijden staart'.