Gepubliceerd op 16-11-2020

Wielewaal

betekenis & definitie

Oriolus oriolus (Linnaeus: Coracias) 1758. De Wielewaal is een in de Lage Landen broedende goudgele trekvogel ter grootte van een Spreeuw.

Hij was goed bij de gewone mensen bekend, evenals bij de 'vaklui' en in de literatuur, hoewel Van Maerlant (c.1266) wel wat eigenaardige gegevens over de Wielewaal aan Thomas van Cantimpré en eerdere klassieke schrijvers ontleende:vs.2873 "Oriolus es een voghel, ghenoemt1 Na den sanghe die van hem coemt, Ende es van plumen openbare Scone als hi gouden ware.

In boemen broet hi, ende singhet2 Sulc luut als sine name bringhet.

Ic wane dat meent die wedewale.

Al es oriolus gheplumet wale,3 Sijn drec heeft so sware lucht, Dat hi dat selve so sere vrucht, Dat hi sere scuwet sijn smelt;

Want begaeten die ghewelt Van den stanke, hi es so groet, Hi macher lichte of bliven doet.

Verheft ju niet, stervelike keytive,4 Op die scoenheit van uwen live.

Wilde u lieven wel bekinnen, Ghi vint al in u herte binnen Ghenoech dies ghi u moghet scamen:

Alle sijn wi aerde te samen."

ETYMOLOGIE N Wielewaal (o.a. bij Houttuyn 1762) en als nauwelijks nog bekende nevenvorm Wiedewaal [vD 1970] <N Weede-wael [VKc.1618; als synoniem voert deze op: GEEL-GORSE (!); tevens staan in diens tekst vermeld: vvidevvallus, vvidewallus en vviddevvol] <mnl wedewale (jvM c.1266), weduwale; mnd wedewale; mhd witewale; de oude E naam Witwall <E Witwol (Turner 1544, waarschijnlijk rechtstreeks aan D Witwol ontleend; Turner had regelmatig contact met Gesner en is ook zelf in Duitsland geweest, op zoek naar de vogel 'Geitenmelker') (E volksnaam Woodwall 'Groene Specht!' is voortgekomen uit middelengels Wodewale 'Wielewaal' (c.1325; het woord is ook c.1250 en c.1310 geregistreerd gevonden). Wielewaal is een zgn. ezelwoord (geworden); dat verklaart de rijmende (secundaire) eerste l.

Als prototype voor alle genoemde namen geldt westgermaans *widuwalo, waarin het eerste lid widu'bos, hout' betekent (vgl. D Wiedehopf sub Hop), misschien specifiek 'Wilgenbos' (D Weide 'Wilg' <mhd wide <ohd wida, verwant met Lat vitis '(wijn)rank'). Dit zou mooi overeenstemmen met R HBonra Iwolga 'Wielewaal', waarin ook de naam van deze boomsoort opgesloten zit (R HBa ïwa 'Wilg'). De Wielewaal heeft bij ons echter een voorliefde voor Populieren (Populus).

Het tweede lid -walo wordt vergeleken met lets valuödze [nu Valodze] en litouws Volunge 'Wielewaal' en is mogelijk te verbinden met het tsjechisch ww. volati 'roepen' [FWH 1936; Meertens 1950]. De D volksnaam Veidevuali [Wüst 1970] lijkt hier tussenin te staan.

Misschien komen de elementen -waal in Wielewaal en -gaal in Nachtegaal wel met elkaar overeen; men ziet wel vaker dat de g en de w uitwisselbaar zijn. Ook bij de onderhavige vogelnaam is er bijv. fries Gielegou ←, ondersteund door de zinvolle betekenissen giel 'geel' en 'gou(d)'. Zie ook Goudvogel. (Er is ook fries Gulp als naam voor de Wulp).

Oriolus is geen onomatopee, zoals Van Maerlant misschien denkt: oriolus komt via oudprovençaals Auriol van Lat aureolus 'sierlijk van goud gemaakt' <Lat aurum 'goud' <sabijns ausum <Gr *ausoos (>Gr heoos 'dageraad'). [Robert 1993]

1 Oriolus is een vogel, die genoemd is naar zijn zang [zie echter sub ETYMOLOGIE]

Hij is stellig mooi van pluimage, alsof hij van goud was.

2 Hij broedt in de bomen, en zingt net zo als zijn naam luidt1. Volgens mij wordt de Wielewaal bedoeld.
3 Ook al heeft hij mooie veren,

Zijn drek heeft zo'n slechte lucht, Dat hij er zelf zo bang voor is, Dat hij zorgt het nooit te ruiken;

Want bereikt hem de enorme stank dan kan hij er gemakkelijk dood aan gaan.

4 Verhef u niet, ellendige sterveling,

Op de schoonheid van uw lichaam.

Als u de hand in eigen boezem wilt steken, vindt u voldoende om u voor te schamen.

Wij allen, wij zijn slechts stof.