Gepubliceerd op 16-11-2020

Griel

betekenis & definitie

Burhinus oedicnemus (Linnaeus: Charadrius) 1758. Voormalige N broedvogel uit de duinstreek.

De soort heeft een nogal teruggetrokken levenswijze (vgl. volksnaam Doornsluiper ←), maar kan gedurende het voorjaar zeer luidruchtig zijn en dan een schrille Wulpachtige roep laten horen. Hiernaar zou de vogel genoemd kunnen zijn1,2. Klanknabootsend zijn dan ook de volgende namen: D Triel <? of >?2 D Griel, deens/noors Triel2 en ijslands Trill (ws. ontleningen uit het D, want een oudnoordse naam is niet bekend en de Griel komt in deze landen niet of nauwelijks voor). Vgl. ook de onomatopoëtische volksnaam Scharluup.E Stone Curlew is wat het tweede element betreft een halfonomatopee, want geeft aan dat de roep ongeveer klinkt als van de Wulp (=Curlew) (vgl. de oude Nnaam Landwulp ←).

F Oedicnème criard verwijst, evenals Temmincks "Oedicnemus crepitans", ook naar de schreeuwerige roep.

Voor fries Tsjokpoat (verband houdend met Oedicnemus) ←.

BENOEMINGSGESCHIEDENIS Houttuyn 1763 geeft "Griel" als de officiële N naam op; ook kende hij de D namen "Triel of Griel" (p.261), welke eveneens vermeld staan in HG 1669 ("Dieser Vogel wird zu Teutsch ein Triel oder Griel genennet") en in Gesner1 2 1555 [Suolahti]. Nog een citaat uit HG: "In Niederland soll er gantz gemein seyn." (p.II-159), maar dit gaat niet vergezeld van een N naam (Gr, Lat en It namen staan er wél). Jonstonus 1660 vermeldt (D) "Triel" (Tab.XXVI).

ETYMOLOGIE Ngriel 'zot, kinderachtig meisje' houdt wellicht verband met N ww. grielen 'onophoudelijk lachen' en mnl grielkijn 'bepaald soort trompet'. Een verbinding naar de homonieme vogelnaam Griel is dan mogelijk op grond van het geluid. Gezien de plaatsaanduiding in HG ("Niederland") kan de naam zelfs van N/nederduitse/friese oorsprong1 zijn (maar dan niet noodzakelijkerwijs voor de Griel), wat dan ook een friese onomatopoëtische vogelnaam Gril ← of deens Grylle ( = "Sandlober") in beeld brengt.

D Triel wordt door Wahrig 1992 opgegeven als "lautmalend nach dem Ruf"; voor D Griel geldt dit dan ws. óók. D grell 'schril' is, gezien de andere klinker, niet aan de orde.

1 Gesner 1555: (invert.) "[Der Vogel] wird irgendwo auf deutsch wenn ich mich nicht irre Triel oder Griel genannt." Suolahti 1909 merkt terecht op dat het bewijs dat deze twee namen juist staan voor Burhinus oedicnemus, een soort die Gesner (uit z'n eigen omgeving) niet kent, daarmee flenterdun is; inderdaad is de kans groot dat Gesner D namen voor de Wulp Numenius arquatus door het hoofd gespeeld hebben. D volksnamen voor de Wulp zijn Grüel aan het Bodenmeer en Moosgrille elders, terwijl Frischbier 1883 voor pruisisch Triel, Griel als synoniem Brachhuhn (dus 'Wulp') opgeeft [Suolahti p.282, 264; S&vB 1892]. De namen Griel en Triel zijn na Gesner steeds opnieuw in de boeken aangehaald; meestal met strikte verwijzing naar Gesner (bijv. in Baldner 1666), wat het vermoeden doet groeien dat latere auteurs deze namen uit anderen hoofde niet kenden.
2 Het oorspr. 'aanbod' was dus ws. "Triel oder Griel" van Gesner 1555. Men kan zich afvragen waarom in het D en de scandinavische talen de vorm met T- en in het N de vorm met Ggangbaar is geworden. Wat het D betreft, werd ws. gewoon de eerste van de twee genoemde namen door de epigonen van Gesner gekozen (bijv. door Baldner 1666: "Ein Thriehl dieser Vogel wird in Hr. Doctor Gefiners Thierbuch also genennt."). Wat het N betreft: de schrapende [g] is een typisch N klank. Bovendien sloot alleen Griel aan op bestaande N woorden (zie boven). Of de keus (Griel of Triel) al vóór Houttuyn 1763 is gemaakt, is mij niet bekend.

De 'keus' voor scandinavisch Triel/Trlll zal in de eerste plaats ingegeven zijn door de inmiddels definitieve keus van het D voor Triel, welke naam ws. pas in een tamelijk laat stadium (als eerste door het deens) zal zijn geleend.

Triel en Trill geven een associatie met 'trillen', welk ww. vaak gebruikt wordt om bepaalde vogelgeluiden aan te duiden (vgl. ook sub Gril). Zie ook noot 1.