Gepubliceerd op 16-11-2020

Fluiteend

betekenis & definitie

(1) Oude N naam en lokaal ook nog volksnaam voor de Smient [Calkoen 1903]. Bij Albarda 1897 is "Fluiteenden" bovendien de naam voor het geslacht Mareca Steph. 1824, waartoe de Smient gerekend wordt.

De oudste vermelding Fluit-Eend is in B&O 1822, maar Houttuyn 1763 (p.54) verwoordt: "In 't algemeen is de naam Fluitende Eend, om dat hy een fyn en piepend Geluid maakt... " De D naam, Pfeifente, die hetzelfde betekent, is ws. ouder dan de N; reeds Georg Fabricius (1516-1571) uit Meißen hanteerde hem [HG 1669 p.98].(2) Fluiteend(en) is de huidige N naam voor leden van het geslacht Dendrocygna, die wel in waterwildcollecties gehouden worden. In deze betekenis is de naam jonger. Deze soorten maken een ander geluid dan de Smient, maar het is wel met fluiten te omschrijven.

ETYMOLOGIE N fluiten (<mnl fluten) is een denominatief van het znw. fluit. Mnl flute, fleute, floite 'fluit' en flahuut, flauut 'geblaas' [MH], flotte (c.1240 [VT]; Sijs dateert later); fries fluit, fluite, floit(e); D Flöte <mhd vloite, flöute; <oudf flaüte, fleüte, flehute (12e eeuw) (>F flûte) [Le Robert]. Oudf leüt 'luit' (13e eeuw) (<arabisch al ûd 'luit'; ûd ='hout') rijmt met fleüte, dus mogelijk heeft dit woord bij de vorming van fleüte een rol gespeeld (die vDE 1993 ook veronderstelt). Lat flatus 'het blazen van de wind, het blazen op de fluit' kan aan de basis liggen [Le Robert], hoewel NEW 1992 dit ontkent.

< >