Van maart-april tot begin augustus treffen we de geoorde fuut aan in zijn broedgebied. Dat bestaat uit ondiepe (duin)meren, plassen en vennen met oevervegetaties. De aantallen broedparen fluctueren en schommelen in goede jaren rond de 500. Kerngebieden zijn de Drentse en Noord-Brabantse vennen. De geoorde fuut broedt vaak in gezelschap van kokmeeuwen.
Geluid
Ietwat fluitend en ver dragend. Buiten broedtijd zelden te horen.
Leefgebied
Het luistert nauw bij de broedgebieden van de geoorde fuut. De soort broedt in kleine, ondiepe wateren die rijkelijk begroeid zijn en voldoende voedsel, vooral insecten en hun larven, bieden. Daarnaast bieden de oevers veilige, beschutte nestgelegenheid in bijvoorbeeld riet of zegge. Als broedvogel kan de geoorde fuut sterke schommelingen vertonen, samenhangend met veranderingen in de waterstand. Onder droge omstandigheden blijven broedgebieden vaak verstoken, of broeden er kleinere aantallen. In de winter op grote meren en op zout water (ondiepe kustzone, estuaria).