fluctueren
...
Wiktionary (2019)
fluctueren - Werkwoord 1. (inerg) onregelmatig variëren (binnen bepaalde grenzen), schommelen ♢ De rente fluctueert dagelijks. ♢ Het werknemersaantal heeft in de loop der tijd gefluctueerd tussen 13 en 20 personen. Woordherkomst afgeleid va...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. fluctuer, van Lat. fluctuare, -atum: zie flotteren] schommelen, op en neer gaan; (fig.) weifelen; fluctuerende variabiliteit, (biol.) vloeiende variaties van kwantitatieve eigenschappen bij nakomelingen van eenzelfde levend wezen.
drs. L.A. Beeloo (1981)
heen en weer gaan, schommelen; het inwonertal van een stad fluctueert: het neemt nu eens toe, dan weer af.
Van Dale Uitgevers (1950)
(fluctueerde, heeft gefluctueerd), golven, schommelen, rijzen en dalen (inz. van beursprijzen): de beurs heeft sterk gefluctueerd; de markt fluctueerde hier door dezelfde oorzaken als te New York.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: