Vleeschkeuringswet - Onder „slachtdieren” verstaat de Vleeschkeuringswet de eenhoevigen (paarden, muildieren, ezels) verder runderen, schapen, geiten en varkens. Onder „noodslachting” het dooden van dieren, die een ernstige verwonding opgeloopen hebben, beesten die door ziekte in dreigend levensgevaar verkeeren en dieren, die onmiddellijk gevaar opleveren voor de veiligheid. Slachtdieren moeten voor en na het slachten gekeurd worden. In gevallen van noodslachting is alleen keuring na het slachten verplicht.
Zonder verplichte keuring vóór het slachten zou de weg geopend worden om vleesch van zieke dieren in omloop te brengen, met verzwijging van de ziekte, waaraan het dier geleden heeft. De keuring vóór en na slachting moet steeds in dezelfde gemeente geschieden. De slagers zijn verplicht aangifte te doen van iedere slachting, die geschieden zal. Uitzondering zijn hier de huisslachtingen, mits deze niet bij slachters plaats vindt. Dergelijk vleesch wordt beschouwd als te zijn uitsluitend voor eigen gebruik.
Het wordt dan ook niet van de voorgeschreven stempels voorzien. Van iedere huisslachting moet echter een aparte aangifte worden gedaan. Wanneer slachtdieren gestorven zijn of in nood verkeerend zijn gedood, moet hiervan eveneens onmiddellijk kennis gegeven worden. Voor iedere slachting moet een vergunning afgegeven worden. Na het slachten kan het vleesch worden: goedgekeurd, voorwaardelijk goedgekeurd of afgekeurd. Afgekeurd vleesch wordt ruitvormig gestempeld en voor menschelijk of dierlijk voedsel onbruikbaar gemaakt. Goedgekeurd en voorwaardelijk goedgekeurd vleesch wordt eveneens gestempeld (op verschillende wijze). Het slachtdier moet na voorafgaande bedwelming zoo snel mogelijk door verbloeding gedood worden.
Deze bedwelming geschiedt door zware beleediging der groote hersenen, waardoor het dier onmiddellijk bewusteloos wordt. Volgens den Israëlietischen ritus wordt het slachtdier niet vooraf bedwelmd. Het kluisteren moet voorzichtig geschieden, zoodat het verwonden van kop en hoornen niet kan plaats hebben. Afgekeurd wordt het vleesch, dat schadelijk geacht wordt voor de volksgezondheid. Voorwaardelijk goedgekeurd wordt het vleesch, dat schadelijk geacht kan worden voor de volksgezondheid, maar dat door een bepaalde bewerking geschikt gemaakt kan worden voor menschelijk voedsel, bijv. vleesch van tuberculeuse dieren, dat door sterilisatie geschikt gemaakt wordt voor consumptie. Het vleesch dat niet schadelijk geacht wordt voor de volksgezondheid, wordt goedgekeurd.
Vleesch moet vervoerd worden in goed geventileerde wagens of bij vervoer op een open kar, deugdelijk toegedekt. Voor het vervoer in het klein dienen manden, kisten of trommels. De vleeschwaren moeten hierbij in deugdelijk inpakpapier gewikkeld zijn, zoodanig, dat de waar niet door de drukletters verontreinigd kan worden. Voorwaardelijk goedgekeurd vleesch wordt op een der volgende wijzen voor verkoop geschikt gemaakt: door sterilisatie, door verkoop in het klein onder toezicht, door koelen of door inzouten. Deze verschillende bewerkingen en maatregelen worden wettelijk nauwkeurig in de vleeschkeuringswet omschreven.
