Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Cacao (geschiedenis en soorten)

betekenis & definitie

Cacao (geschiedenis en soorten) - Cacao is een product van Amerikaanschen oorsprong. Toen Fernando Cortez Mexico veroverde, trof hij bij de Asteken het gebruik van cacao aan. Zij noemden hun drank „Choco-late” (choco = boon en ate = water). De koning, de bekende Montesuma, had een deel van zijn vermogen in cacaoboonen belegd.

Deze werden destijds als munt gebruikt. Voor 100 boontjes kon men een slaaf koopen. De bekende Carolus Linnaeus, de Zweedsche plantkundige, die ook in ons land gewerkt heeft, sprak van Godendrank (Theo-broma) een eerenaam, waaraan de cacao nog heden ten dage de wetenschappelijke aanduiding te danken heeft. Pas even vóór de revolutie is het gebruik van cacaodrank in Frankrijk populair geworden. Lodewijk XIV verzette zich aanvankelijk zeer tegen het gebruik. Deze stof vond echter weldra algemeen aan het hof ingang, toen een kok ontdekte, dat de cacaoboon een grondstof leverde, die kon dienen als couverture voor bonbons en pralines. In 1672 verbood Kardinaal Brancaccio het gebruik van cacao tijdens de vastendagen. Omstreeks 1700 werd de eerste cacaofabriek in Venetië gevestigd.

In Holland dateert het eerste bedrijf waarin cacaoboonen verwerkt en geroosterd werden uit 1824. Langen tijd heeft men in de meening verkeerd, dat het gebruik van cacao spoedig in een soort verslaving zou ontaarden. Deze gedachte, die geen enkelen reëelen grondslag had, heeft stellig de algemeene toepassing aanvankelijk zeer in den weg gestaan. In Spanje was het drinken van gezoete cacao reeds kort nadat de boon naar Europa vervoerd was, een vaste gewoonte geworden. Nog steeds komt daar aan cacao, in verschillende vormen, een veel grootere plaats toe dan bij ons. Het product vervult in die landen ongeveer de plaats, die bij ons door koffie en thee wordt ingenomen.

Cacao wordt altijd gemengd gebruikt, slechts bij uitzondering verwerkt men één soort. De oogsten uit Granada en Trinidad zijn bekend om hun heerlijk aroma. Cacao uit Kameroen is speciaal geliefd in Duitschland. Ook Ceylon levert een prima soort. De Accracacao uit West-Afrika geldt als een goedkoope en neutrale boon. Bahia-, Venezuela-,en San-Thomé-cacao, is iets sterker van geur. Java-cacao heeft een prachtige kleur, in de chocolaterie is deze soort daarom zeer gewild. De West-Indische cacao is van goede kwaliteit, indertijd werd deze cultuur bedreigd door de krullootziekte, waardoor de vruchten „versteenden”.

Dit product wordt meestal weinig gezoet en als bittere chocolade in den handel gebracht. De „Zeeuwsche” chocolade komt meestal uit West-Indië (een overblijfsel van den handel der W.-I.-Compagnie, die voor een groot gedeelte door de Zeeuwen gedreven werd). De Braziliaansche regeering doet veel moeite om het nationale product te verbeteren, de kwaliteit van deze soort gaat dan ook voortdurend vooruit. Een lastig bijproduct bij deze fabricage, is de cacaodop. Voor deze schil heeft men tot nog toe geen toepassing kunnen vinden.

Men heeft getracht deze doppen als veevoer te gebruiken, het gehalte aan theobromine (een kostbaar geneesmiddel) is hiervoor echter een beletsel. Dit percentage is echter weer te gering, om dit bestanddeel met kans op rendement aan de schil te onttrekken. Zelfs als brandstof is deze dop totaal ongeschikt, omdat de verbrandingswaarde veel te klein is, men kan er wel een vuur mede aanmaken, maar niet mede onderhouden. Op het vervalschen met de fijngemalen dop wordt streng toegezien, slechts een klein percentage, wordt hiervan in cacao en chocolade toegelaten (zie wettelijke eischen).