('a;n) (draaide aan, aangedraaid)
I. (heeft)
1. vaster draaien : een schroef -.
2. [door draaien aanhechten] aansmeren : dat zal ik hem -. neus.
3. door draaien aan 't branden brengen : het elektrisch licht -. Syn. aanmaken, aansteken. Tgst. blussen.
II. (is) langzaam draaiend naderen : daar kom hij -.