(‘a:n) v. (-en)
I. het aandoen (4), min of meer ziekelijke indruk op het lichaam : een der hersenen.
II. 1. Algm. het aandoen (5), indruk op het gemoed ; een van vreugde, smart.
2. Inz. het aandoen (6). weemoedige indruk ; iets met - vernemen. Syn. gevoel, gewaarwording. Tgst. flegma.