Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Gepubliceerd op 14-11-2019

koekoek

betekenis & definitie

De koekoek, die volgens het volksgeloof de gave der profetie had, is de vogel die oorspronkelijk in dienst stond van de Germaanse god Donar. Door de kerstening werd hij aan de duivel gewijd.

Het WNT neemt aan dat koekoek een substituut is van duivel. In Antwerpen kent men wel koekoeks! ‘wel verdomme’, als uitroep van verbazing. Ook Van Dale kent koekoek als een eufemisme voor duivel en vermeldt de verwensing loop naar de koekoek! ‘hoepel op’.

Verschueren [1996] geeft ook nog dat dank(t), haal(t), raad(t)je de koekoek! Dit is een soort zelfverwensing, die tot vloek en uiteindelijk tot uitroep van verontwaardiging is geworden. De oorspronkelijke betekenis was dus ‘als het niet waar is, dan moge de koekoek je halen’.

In de 16de en 17de eeuw komt de krachtterm bij gans koeckoeck voor. Men riep verschillende door God geschapen dieren of delen daarvan tot getuige dat men de waarheid sprak.

In dit geval de koekoek. zie bok, das, gans1, haas, hond, kat, kieviet, koe, konijn, kraai, muis, slak, varken, vink, wolf.