Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Gepubliceerd op 14-11-2019

jemig

betekenis & definitie

Bastaardvloek die een verminking van de naam Jezus behelst. De vloek is tot tussenwerpsel en uitroep van schrik, verbazing, teleurstelling enz. geworden.

De Grote van Dale (1992) zegt er het volgende van: “uitroep van verontwaardiging, verbazing, ongerustheid” en noemt de verbindingen: jemig nog toe enjemigdepemigvan K. Koets.

Koos Koets, “een sympathieke overjarige hippie met een hoekige gekleurde zonnebril op, die graag een stickie rookt en de blues speelt op zijn mondharmonica” (typering van Sanders 1999: 73), is een personage dat door Kees van Kooten in de jaren tachtig op televisie vorm werd gegeven. Van dit jemig hebben velen gedacht dat Kees van Kooten en Wim de Bie de geestelijke vaders waren.

Anderen hebben dat weer bestreden. Men kan dat alles bij Sanders (1999) nalezen.

Feit is dat Van Kooten en De Bie de tot uitroep geworden vloek wel populair gemaakt hebben, vooral bij de jeugd. Uit mijn materiaal, dat drie generaties omvat, blijkt dat jemig vooral populair is bij meisjes en vrouwen.

In de Nederlandse streektalen is jemig allesbehalve een onbekende. In Meerlo-Wanssum komt het met klankvariatie voor als jömmig. Hetzelfde is het geval in Weert: “Och jömmig got genaoje nog ’m tow, waat dooje mich nöw?” In de standaardtaal luidt dat: ‘O jee goeie god nog aan toe, wat doe je me nou’.

In de meeste Limburgse dialecten zijn djeemich, djemig en tjemig de vormvarianten. Daaruit mag men hoe dan ook concluderen dat jemig al zeer oud is. zie jee, jemigdepemig, jemigkremig.