overbrenging van frisch, levenskrachtig, gedefibrineerd bloed (tot 200— 250 gram) van een gezonde in het vaatstelsel van een zieke, bij levensgevaarlijk bloedverlies of vergiftiging met kolendamp, in het laatste geval na aftapping van een gelijke hoeveelheid vergiftigd bloed. In plaats van tot T. neemt men tegenwoordig meer de toevlucht tot infusie van keukenzoutoplossing (0.9 pCt.) in het onderhuidsche celweefsel.
Literatuur: Berns (1874), Landois (1875), Gesellius (1873).