een orde van Neteldieren, van de klasse der Polypomedusen of Hydrozoa; is een niet scherp begrensde groep en omvat in het algemeen de medusenvormen, die moeilijk bij een andere afdeeling der genoemde klasse kunnen worden ingedeeld. Als tamelijk algemeene eigenschap kan een zekere mate van vastheid der zelfstandigheid, waaruit het scherm bestaat, worden genoemd.
Deze vastheid klimt soms tot kraakbeenachtige hardheid. Het gevolg hiervan is, dat het scherm aan minder vormverandering onderhevig is dan bij andere medusen. Ofschoon doorgaans schijfof halfbolvormig, is het bij eenigen min of meer vierkant, bij anderen beker- of trechtervormig. Ook de langs den rand geplaatste voelers zijn bij velen stijf en dan niet samentrekbaar. Het maaksel van den rand vertoont allerlei trappen; bij eenigen is deze gelobd, bij anderen slechts gekerfd, bij nog anderen glad. Een velum is bij verreweg de meesten aanwezig en dikwijls breed, dik en afhangend.
Ook in het maaksel van het gastrovasculairstelsel komen groote verschillen voor (zeer wijde, zakvormige, of nauwe, buisvormige kanalen), doch steeds zijn deze de zetel der voorttelingsprodueten. De ontwikkeling is hetzij rechtstreeks of zij gaat gepaard met een teeltwisseling; in dit laatste geval hebben de voedsters den vorm van vrij levende medusen. Twee onderorden: A. T. scssilrs (kelkvormig scherm, blijvend vastgehecht aan de rugvlakte, door middel van een korten steel; schermrand welke zich uitbreidt tot acht armen, in den schermwand vier straalsgewijs geplaatste holten, waarbinnen zich de voorttelingsproducten vormen; familiën:1. Eleutherocarpidae: de vier gastrovasculaire ruimten in het scherm niet in kamers verdeeld; in de zee op onze kusten leeft Haliclystiis octoradiaius, doorgaans vastgehecht aan Zostera marina;
2. Cleistocarpidae, zie ald.); B. T.liberae (vrij levende dieren; familiën:
3. Charybdeidae; zie ald.;
4. AeginiGer>onidae; zie ald.;
5. Trachynemidae, kleine Medusen met buisvormige gastrovasc. kanalen; soorten Middell. zee).