L., vetkruid, plantengeslacht van de fam. Crassulaceae, overblijvende kruiden of halve heesters met vleezige, sappige, overblijvende bladeren en stervormige bloemen in samengestelde bijschermen of pluimen gerangschikt.
Van de meer dan 100 in Europa, Azië en N.-Amerika verspreide soorten wordt er een tiental in Ned. in ’t wild aangetroffen, vooral S. acre L., muurpeper, bergknop, met eironde, peper achtig ^makende blaadjes en talrijke gele bloemen, algemeen op duin- en zandgrond, 8. bolonieuse L o i s 1., smakeloos vetkruid, S. reflexum L., tripmadam, 8. album L., schotkruid, met witte bloemen en 8. purpnreum L k., St. Janskruid, hemelsleutel, smeerwortel, met bleekpurpere bloemen. Als sierplanten worden gekweekt: S. Sieboldii S w., (door Siebold uit Japan ingevoerd), met ronde blauwgroene, roodgezoomde bladeren en rozenroode bloemen. S. hybrldum, roseum, spurium, kamsrhaticiim uit Siberië en Kaukasus, en 8. Fabarium L e m. (S. spectabïle Bory) hebben groote vleezige bladeren en gele, roode of purpere bloem.