de kleinste staat van de n.-amerik. unie, echter een der volkrijkste, 3240 km.2 groot, in 1900: 428.556 inw.; ligt tusschen Massachusetts ten n. en o., Connecticut ten w. en den Atlant. oceaan ten z. en bestaat uit drie grootere eilanden, met vele kleinere in de Narragansetbaai, en de kuststreken daaromheen gelegen. Het land is vlak, alleen in het n.w. heuvelachtig en rotsachtig, besproeid door vele riviertjes, doch zandig en alleen aan de kusten en op de eilanden vruchtbaar.
R. is beroemd door veeteelt, voornamelijk schapenfokkerij, en brengt voor inlandsche consumtie nagenoeg voldoende rogge, haver, maïs, gerst en aardappelen op. Zelfs levert het wijn. De fabrieken en manufacturen leveren vooral katoenen en wollen stoffen. Bekend zijn de goud- en zilverwerken van Providence. Ook de handel (uitvoer van wollen en katoenen waren, aardappelen, ooft) scheepvaart en visscherij zijn er belangrijk. Beroemd is de Brown-university met een belangrijke bibliotheek. R. is verdeeld in 5 counties en wordt bestuurd volgens de grondwet van 1842; de gouverneur, de 38 senatoren en de 72 volksvertegenwoordigers treden jaarlijks af; in het Congres heeft R. twee vertegenwoordigers. Hoofdstad is Newport. R. werd 1636 van Massachusetts uit gekoloniseerd en is sinds 1716 uniestaat. Een geschiedenis van R. schreef Arnold (4de dr. New-York 1894).
