(grieksch, voorafspraak, voorrede) in het drama der ouden het eerste deel der voorstelling vóór den eersten reizang, dat den toeschouwer het verstaan van het stuk gemakkelijker moest maken, de te verwachten handeling motiveeren en de plaats aanduiden, waar zij speelde. In den nieuweren tijd is de P. zelden met succes aangewend; in oneigenlijken zin noemt men kleine voorspelen en tooneelen, die op zichzelf een klein geheel uitmaken en met het daarop volgende stuk slechts los samenhangen, ook prologen.
De opera had in den eersten tijd na haar ontstaan (1600) bijna geregeld een P., hetgeen tegenwoordig nog maar een enkelen keer wordt nagevolgd.