Gepubliceerd op 28-02-2021

Michel ney

betekenis & definitie

hertog van Elchingen, prins van de Moskowa, maarschalk . van Frankrijk, geb. te Sarrelouis 1769, overl. te Parijs 1815, was zoon van een kuiper en eerst notarisklerk. In 1788 nam hij dienst bij het 4de regiment huzaren te Metz, werd in 1792 luitenant, streed in den slag bij Neerwinden (1792) en ontving zijn bevordering tot kolonel na den slag bij Altenhoven (1794).

Vervolgens maakte hij zich zeer verdienstelijk bij Altenkirchen (1795) , vermeesterde Würzburg en Pforzheim (1796) , werd generaal en onderscheidde zich bijzonder bij Neuwied, Giessen (1797), Mannheim, Winterthur (1799) en Hohenlinden (1800). Door den Eersten Consul werd hij nu als gevolmachtigde naar Bern gezonden, waar hij de zwitsersche kantons bewoog de „mediatieacte” van 1803 te onderteekenen. In 1804 werd hij tot maarschalk verheven. De veldtochten van 1805, 1806 en 1807 brachten hem op het toppunt van glorie; vooral bij Elchingen, Jena en Friedland overlaadde hij zich met roem. In 1808 ontving hij den titel van hertog van Elchingen. Hetzelfde jaar werd hij naar Spanje gezonden, doch tengevolge van geschillen met Massena, onder wiens bevelen hij was geplaatst, weer teruggeroepen.

In den veldtocht tegen Rusland van 1812 voerde hij bevel over het 3de legerkorps, en overwon hij den vijand bij Smolensk en aan de Moskowa, welke zegepraal hem den titel van prins van de Moskowa verschafte. Bij den terugtocht kommandeerde hij de achterhoede en gaf toen blijken van zeldzame koelbloedigheid. Gedurende den oorlog in Duitschland zegevierde hij bij Weissenfels, maar werd geslagen bij Dennewitz; gedurende den daaropvolgenden veldtocht in Frankrijk handhaafde hij roemvol de eer der fransche wapenen. Hoewel hij zich, na Napoleon’s afstand, onderwierp aan Lodewijk XVIII en door deze, toen de keizer van Elba was teruggekeerd, werd uitgezonden om diens oprukken tegen te gaan, voegde hij zich terstond met zijn troepen bij Napoleon, die hem in den veldtocht in België het commando over het 1ste en 2de legerkorps opdroeg. Hij streed bij Quatre-Bras en Waterloo, en zocht na de nederlaag herhaaldelijk den dood op het slagveld. Na de tweede Restauratie werd hij van hoogverraad beschuldigd, door de kamer der pairs — de krijgsraad had zich onbevoegd verklaard — tot den kogel veroordeeld en 7 Sept. 1815 gefusilleerd op de place de 1’Observatoire te Parijs, waar een standbeeld voor hem is opgericht.

N. verwierf den bijnaam van „de dappere onder de dapperen” en is een der schitterendste figuren uit het napoleontisch tijdperk. Van zijn nakomelingen verdienen hier te worden vermeld:Zijn oudste zoon, Napoleon Joseph N., prins van de Moskowa, fransch generaal en staatsman, geb. te Parijs 1803, overl. te St. Germain-en-Laye 1857, diende als officier bij de huzaren in Algiers, werd pair in 1831, lid van de Kamer in 1848, lid van den Senaat en generaal in 1852. Hij was een warm aanhanger van Napoleon III, een uitmuntend beoefenaar der toonkunst en een verdienstelijk schrijver. Hij schreef o. a. Des régenees en France (1842), Souvenirs d’une campagne d’Afrique en een opera Bégine.

Napoleon Henri Edgard N., vierde zoon van den maarschalk, geb. te Parijs 1812, overl. aldaar 1882, fransch staats- en krijgsman, werd in 1849 door den prins-president belast met een zending naar paus Pius IX, waarin bij deze werd aangedrongen op het invoeren van hervormingen. Na den staatsgreep werd hij kolonel (1852), brigade-generaal (1856), senator (1859), divisie-generaal (1865), grootjagermeester (1866). In 1871 trok hij zich uit het openbaar leven terug.

Napoleon Joseph Paul N., fransch krijgsman en schrijver, geb. te Parijs 1849, overl. aldaar 1900, kleinzoon van den maarschalk, onderscheidde zich gedurende het beleg van Parijs, diende daarna in zuidelijk Algerië, vervulde zendingen in het Oosten (1880), Spanje en Portugal (1882), woonde 1886 als regeeringsafgevaardigde de inhuldiging van het beeld der vrijheid te New-York en de opening van den transcaspischen spoorweg bij en stichtte de „Racing-club”. Als schrijver maakte hij naam door: Manuel du volonfariat d’un an (1874), Histoire de la carte de Vétat major (1877), En Asie centrale d la vapeur (1888), Les sociétês secrètes musulmanes (1890), Tiflis (1899).

< >