nederlandsch schilder, geb. te Den Haag in 1838, ontving zijn opleiding van H. van Hove en D. Bles, bezocht vervolgens de academie te Antwerpen en had eindelijk den Amsterdamschen kunstschilder T.
Greive tot leermeester. Vooral onder diens leiding ontwikkelde zich zijn talent. Op een tentoonstelling te Den Haag trokken een drietal stukken van zijn hand, Het orgel, De ongelukkige muzikante en Broodzorg, de algemeene aandacht. Zijn Rabbijn in het gebed (1862) en nog meer de Voorbereiding tot de priesterdienst, in 1863 te Den Haag tentoongesteld en door hout- en staalgravuren meer algemeen bekend, getuigden van de ontwikkeling van zijn kunsttalent. Zijn laatste gewrocht was de op de tentoonstelling te Amsterdam van 1865 met goud bekroonde Ontwinding der heilige wet. L. overl. in 1865.
