Gepubliceerd op 23-02-2021

Lampreiën

betekenis & definitie

Petroinyzonloulei of Hyperoartii, vischfamilie van de groep der Cyclostomen; zij hebben een neusholte die het verhemelte niet doorboort, zeven uitwendige Mouwgaten aan elke zijde van den hals, verder onbewegelijke oogen en twee rugvinnen, waarvan de achterste samensmelt met de afgeronde staartvin; het stelsel van hoorntanden in den trechtervormigen mond biedt eenige verschillen aan, op grond waarvan men het oorspronkelijke geslacht Petromyzon van Linnaeus in een aantal geslachten gesplitst heeft (Petromyzon, Lampreta, Geotria, Velasia, Caragola, Mordacia). Alle L. hebben liptanden langs den omtrek van den mond en in de mondholte nog twee afzonderlijke tanden in onder- en bovenkaak of van boven en van onderen een halvemaanvormige kauwplaat, eindelijk nog tongtanden.

De bekendste soorten zijn: de zeelamprei of zeeprik (Petromyzon marimis) die een aanmerkelijke grootte bereiken kan (tot bijna 1 m. bij een arm dikte) en tot 2x/2 kilogr. zwaar wordt; bewoont de zee, ook op onze kusten en zou in het voorjaar de rivieren opzwemmen om kuit te schieten; kleur groenachtig geel en bruin gemarmerd; hecht zich met haar van hoorn tanden voorzienen zuigmond aan andere visschen vast, wier lichaamsvochten en afgeknaagde en door een draaiende beweging afgeschaafde vaste deelen haar tot voedsel dienen; haar vleesch is welsmakend, doch zwaar te verteren; zij wordt gekookt, gebraden en gemarineerd gegeten; die van Nantes en Bordeaux gelden als de beste. De gewone lamprei of prik (Petromyzon of Lampreta fluviatüis), is merkelijk kleiner en dunner, bewoont de meren en rivieren van een groot deel van Europa, brengt ook een gedeelte van haar leven in de zee door, en wordt hier te lande vooral gevangen om te dienen als aas bij de kabeljauwvisscherij.

< >