Gepubliceerd op 23-02-2021

Kaballa

betekenis & definitie

(hebr. kabbala, ,, overlevering, ontvangen leering”) of Cabaal.

1) In den tijd van den Talmud de naast de geschreven wet der Joden bestaande overlevering, de halachische traditie, de mondelinge wet; vervolgens ook het geheel der profetische voorschriften en uitspraken in den Bijbel. Thans verstaat men onder K. voornamelijk de mystieke godsdienstphilosophie der joodsche middeleeuwen, die uit een oudere geheime leer ontstond en van de 13de eeuw na Chr. af zich ontwikkelde tot een afzonderlijk systeem. Dit laatste, ontstaan uit het streven, de hoogste vraagstukken omtrent God en het leven op te lossen, vereenigt zoowel elementen uit de joodsch-hellenistische richting als uit de oostersche emanatieleer. In phantastische uitdrukkingen en beeldspraak werden reeds vroegtijdig metaphysische beschouwingen (over God, zijn wezen en zijn werken, zijn troon en hofstoet: Maasse merkaba) en physische (over wereld en schepping: Maasse bereschit) opgesteld; maar deze leer, die licht gevaarlijk kon worden, werd niet aan de groote menigte medegedeeld, doch geheim gehouden. Zij drong zich in de geschriften der joodsche geleerden in en deed zich gelden in een reeks van zelfstandige werken, wier schrijvers hun naam niet noemen, maar waarvan tot verhooging hunner waarde de een of andere groote geleerde als auteur wordt voorgesteld. Zoo was het reeds gedaan met de oudere kaballistische boeken, Jezirah, Rasiel, Bahir, en zoo geschiedde het ook met het boek Sohar, het voornaamste werk der K. Gelijk in dit boek, zoo vertoont zich de K. in ’t algemeen als een godsdienstig-philosophische exegese, die in haggadischen vorm zich bezighoudt met het spelen met woorden en getallen en naast het behandelen van natuurlijke en bovennatuurlijke vraagstukken ook met zedeleer en met de joodsche legenden, allegorieën en sententiën. Na het bloeitijdperk der joodsche literatuur der middeleeuwen (zie Joodsche letterkunde) verdiepte het letterkundig leven zich, het eerst in Palestina en Italië, in de studie der K., welke vervolgens in Duitschland en tot op den tegenwoordigen tijd in Polen ijverige aanhangers vond. De theorieën der K. beproefde men ook practisch toe te passen en men meende door amuletten, het uitspreken en schrijven van zekere woorden, van den naam Gods en van bijbelteksten wonderen te kunnen verrichten. Ook christenen, door den scholastiek Raimundus Lullus (geb. 1253) op de K. opmerkzaam gemaakt, zooals paus Sixtus IV, Reuchlin, Knorr v. Rosenroth e. a., maakten er een voorwerp van navorsching van. Vergeh A. Frank, La Kabbale (9de dr., Parijs 1892), Jellinek, Beiträge zur Geschichte der Kabbala (Leipz. 1851—52), dezelfde, Auswahl kabbalistischer Mystik (ald. 1852), Steinschneider, in de encyclopedie van Ersch en Gruber, sectie II, dl. 27 § 5c en § 13, Myer, Quabbalah (Philadelphia 1888), Rubin, Heidentum und Kabbala (Weenen 1893), Bloch, Geschichte der Entwickelung der Kabbala (Trier 1894).
2) Voorts beteekent K. bij den israëlietischen godsdienst het bewijs van bevoegdheid tot het vervullen van een kerkelijke bezigheid als het slachten van dieren, het afschrrjven van wetsrollen, enz.; vervolgens onder de middeleeuwsche christenen: het misbruik maken van bijbelwoorden met magische bedoelingen. Eindelijk de kunst om door het rangschikken en verbinden van cijfers en getallen de toekomst te voorspellen.

Kaballisme

het kaballistische stelsel; kaballist, een aanhanger der joodsche geheimenisleer; kaballistisch, afkomstig van, behoorende tot of eigen zijnde aan het kaballisme; kaballistische teekens, geheime teekens, symbolen alleen verstaanbaar voor ingewijden.