(baron) oostenrijksch dichter, 1790—1862, was eerst officier en trad daarna in de diplomatie onder leiding van von Metternich. In 1815 werd hij minister-president van den groothertog van Weimar, daarna zaakgelastigde van den hertog van Brunswijk bij het hof te Weenen.
Zijn voornaamste werken zijn: een fraaie vertaling van Byron’s Childe Harold (1836); het gedicht Die Nachtliche Heerschau; en het drama Herr und Sclave (1834).