(of Amadeus) componist, geb. 1741 te Blasewitz bp Dresden; behalve het genoten zangonderwijs aan de Kreuzschule was N. autodidact op muzikaal terrein, toen een zweedsch, rijk musicus, Weeström, die hem werken van Bach hoorde spelen, het voorstel deed W. naar Italië te volgen. De slechte behandeling deed N. van W. scheiden.
Een aanbeveling van Padre Martini opende N. de gelegenheid te Venetië om (1763) zijn opera II Tesoro insidiato te doen opvoeren, waarmede N. veel roem behaalde. Hij1 vestigde zich te Venetië, maar werd door de keurvorstin-moeder, Morie Antonie, reeds in 1764 naar Dresden beroepen, waar hij in 1786 tot eerste kapelmeester opklom. Hij overl. in 1801. Tot zijn beste opera’s behooren Cora (1780), Gustav Wasa (1780) en Orpheus (1785). Onder zijn kerkelijke compositiën is vooral het Vaterunser (tekst van Klopstock) bekend.