Gepubliceerd op 14-03-2021

Jan wagenaar

betekenis & definitie

nederl. geschiedschrijver, geb. 28 Oct. 1709 te Arnst, uit arme ouders, die hem behalve het gewone schoolonderwijs alleen wat fransch konden laten loeren; hij verkeerde veel in den kring der Collegianten, vulde door eigen oefening zijn kennis aan, en begon als schrijver met vertalingen en stukken in bladen, redigeerde eenigen tijd de „Stads-Courant”, en werd 1760 eerste klerk ter stads-secretarie en stads-historieschrijver van Amst.; hij overl. aldaar 1 Maart 1773 en werd begraven in de Nieuwe kerk. Werken: [i]Tegenwoordige Staat der Vereen.

Nederlanden[/i], Vaderlandsche Historie, vervattende de geschiedenissen der V ereenigde Nederlanden (21 dln., Arnst, 1749—60, loopende tot 1751, door anderen vervolgd tot 1802, onder den titel: Vervolg van Wagenaar’s Vaderl. Historie, 48 dln., Arnst. 1788—1810), Amsterdam (hist. beschrijving, 3 dln. 1760—68), Geschiedenis van de Christelijke kerk in de eerste eeuw (1773), enz. W.’s geschiedwerken munten uit door nauwkeurigheid, uitvoerigheid en groote waarheidsliefde.

< >