Gepubliceerd op 17-02-2021

Grenoble

betekenis & definitie

1) Arrondissement van het fransche departement Isère, 4106 km.2 groot; het omvat de 20 kantons Allevard, Le Bourgd’Oisans, Cielles, Corps, Domène, Goncelin, Grenoble-Est, Grenoble-Nord, Grenoble-Snd, Mens, Monestier-de-Clermont, La Mure, St. Laurent-du-Pont, Sassenage, Le Touvet, Valbonnais, Vil, Villard-de-Lans, Vizille en Voiron, tezamen met 213 gemeenten en in 1896: 230.748 inw.

2) Hoofdstad van het fransche departement Isère en van het arrondissement en de kantons G. (G.-Oost: 10 gemeenten en 27.133 inw., G.-Noord: 8 gemeenten en 25.078 inw., G.Zuid: 9 gemeenten en 30.990 inw.), 633 km. van Parijs, aan de Isère, nabij de monding van de Drac, in een grootsch Alpendal, door hooge bergen omgeven, aan de spoorlijnen Lyon—G.—Marseille en Valence—G.—Chambéry, is zetel van een bisschop, van een assizenhof, en telde in 1901: 68.052 inw. (grenoblois of grenoblais, oises, aises), tegen 68.002 in 1896. De oude stad, aan den linkeroever der rivier, bevat vele nauwe straatjes en heeft een somber aanzien; de prachtvolle, ruime wijk der gegoeden ligt in de omgeving van het station en is van zeer jongen datum. Rechts van de Isère verheft zich de MontRachais (1057 meter hoog), langs welks voet een aantal kaden loopen. G. heeft verscheidene pleinen: place Grenette met fonteinen, place Saint-André met Bayard-monument en het prachtvolle paleis van justitie (1897 voltooid), place Notre-Dame, square des Postes met monument-Doudart de Lagrée (grondlegger der fransche heerschappij in Tonkin), 1896 onthuld, place de la Constitution, waaraan de prefectuur is gelegen, place Vaucanson, met standbeeld van den werktuigkundige van dien naam en het hoofdpostkantoor. De kathedraal, nog in den nieuwsten tijd verbouwd, is uit de 11de eeuw, de St. Laurenskerk met crypta, uit de 6de eeuw. Breede kaden begeleiden de rivier, waarover vier bruggen liggen. G. is een vestingplaats eersten rang en zeer krachtig versterkt. G. heeft een hoogeschool met rechtsgeleerde, natuurwetenschappelijke en philosophische faculteit (gemiddeld 550 studeerenden), een voorbereidingsschool voor geneeskundigen en apothekers, een lyceum, een artillerieschool met afdeeling luchtscheepvaart, een bisschoppelijk seminarie, een doofstommen-instituut, een plantentuin (aan den boulevard des Alpes), bibliotheek (172.000 boekdeelen, 2100 handschriften, ruim 600 incunabelen en 1800 autographen), en een museum van schilder- en beeldhouwwerk. Er verschijnen te G. vijf bladen. Er zijn groote handschoenfabrieken, die in de stad zelf ongeveer 5000 en in de omgeving 18.000 personen in het werk hebben; verder looierijen, ververijen en fabrieken van chemische preparaten en likeuren, en eindelijk zijdespinnerijen, uurwerkfabrieken en ijzergieterijen. De handel, die ondersteund wordt door een filiaal van de Bank van Frankrijk, strekt zich uit over de producten der inheemsche industrie, graan, lijnwaad en wijn.
G., oorspronkelijk Cularo, een stad der Allobrogen, werd in 379 door Gratianus belangrijk uitgebreid en Gratianopolis gedoopt; sinds 375 zetel van een bisschop, kwam het in de 5de eeuw aan de Bourgondiërs, in 534 aan de Franken, later aan de graven van Dauphiné en in 1453 aan de kroon van Frankrijk. Lodewijk XI vestigde hier in 1451 een parlement. Tijdens de godsdienstoorlogen was het, in 1590 door den protestantschen leider Lesdiguières ingenomen, een der bolwerken van het protestantisme en later legde het groote ingenomenheid met de ideeën der revolutie aan den dag. In 1815 opende het zijn poorten voor den van Elba terugkeerenden Napoléon, doch moest 9 Juli 1815 na een beleg van drie dagen door de Oostenrijkers, kapituleeren.