godgeleerde en beoefenaar van de geschiedenis der letterkunde, in 1781 te Grimmen (Pommeren)- geb., werd in 1813 predikant aan de Jacobikerk te Btraalsund. Hij overl. in 1841 te Greifswald.
Van zijn schriften op het gebied van de geschiedenis der letterkunde zijn vooral te noemen: Rymnologische Forschungen (2 dln., Greifsw. 1831—32), Bartholomäi Sastrowen (3 dln., Greifsw. 1823—24), Joh. Frederus (3 afd., Straalsund 1837—40).