leider van de republikeinsche beweging in Italië, geb. 22 Juni 1805 te Genua, waar hij in de rechten studeerde; was vroeg een ijverig lid der Carbonaria, waarvan hij echter het gebrekkige inzag, waarom hij in 1832 te Marseille het geheime bondgenootschap „het Jonge Italië” oprichtte, dat zich van hier uit spoedig over de groote steden van Italië verbreidde. De heimelijke verspreiding van een blad in Piëmont, waardoor hij zijn bondgenootschap wilde uitbreiden, had een proces van hoogverraad ten gevolge, waarbij velen het leven of de vrijheid verloren en hij zelf bij verstek ter dood veroordeeld werd.
Bij het uitbreken der Fëbruari-revolutie ijlde hij onmiddellijk naar Parijs, waar hij een nieuwe staatkundige vereeniging tot stand bracht en onder goedkeuring van Lamartine de Italiaansche vrijwilligers op het stadhuis verzamelde. Na den opstand in Opper-Italië en den aanvang van den Italiaanschen oorlog, ging hij naar Milaan, waar hij de oppositie tegen koning Karel Albert en de gematigde partij levendig hield. Toen de Piëmonteezen terugtrokken, ging M. naar Florence. Daar hij evenwel den triumvir Guerrazzi niet kon bewegen om de republiek, te Rome reeds geproclameerd, uit te roepen, begaf hij zich naar genoemde stad, waar hij het burgerrecht en zitting in de nationale vergadering kreeg. In 1849 tot triumvir gekozen, legde hij deze waardigheid neder, toen Rome zich niet langer tegen de Fransehen kon verdedigen en vertrok naar Londen, vanwaar uit hij nieuwe oproerige bewegingen in Italië wist te bewerken. M. heeft door zijn schriften op den nationalen zin vooral bij de jongelingschap, een machtigen invloed uitgeoefend.
In 1872 in het geheim naar Italië teruggekeerd, overl. hij 10 Maart van dat jaar te Pisa. Te Milaan en Rome werd 1861—91 een volledige editie der Scritti van M. uitgegeven (18dln.).