Gepubliceerd op 29-01-2021

Erythrea

betekenis & definitie

(Jtal. Eritrea) Italiaansche kolonie aan de westkust der Roode zee; zij omvat de tusschen kaap Kasar (18° 2' N.B.) en kaap Dumeirah (niet ver van de straat van Babel-Mandeb, zuid. van Raheita, 12 c 30' N.B.) gelegen kuststreek, benevens de kusteilanden Massaoea, Dahlak en Haoeakil en het noordelijk deel van het hoogland van Abyssinië, met de steden Keren. Ailet en Gura. De grens met Abyssinië loopt ten eerste langs de linie Mareb—Belesa—Muna en voorts evenwijdig met de kust, op 60 km van dezelve De noordgrens loopt van kaap Kasar over de Dsjebel Kureb en langs Kassala tot aan de Mareb. De oppervlakte der kolonie bedraagt 247.300 km2., de bevolking volgens de telling v. 1899: 327.502 inboorlingen en 2014 vreemdelingen. Wat het vroeger tot E. gerekende Somalland betreft, zie Somalland. De voornaamste plaatsen der kolonie zijn Massaoea, Asmara en Keren. Zetel der regeering is tegenwoordig (1902) Asmara.

Het tot het abyssische hoogland behoorend gedeelte der kolonie ligt in het Qollagebied en is het voor de Europeanen gezondste deel. De kuststreek, waarin alleen gedurende den winter regen valt, heeft een steppenkarakter met een uiterst spaarzamen plantengroei en een zeer dungezaaide bevolking; de bodem bestaat hier meest uit kalkvormingen, inzonderheid madreporenkalk, waarin de op liet hoogland ontspringende beekjes een menigte greppelvormige groeven hebben uitgeschuurd; in het z., waar, tusschen kust en hoogland, het land der Danakil in de kolonie vooruitspringt, nadert de met uitgedoofde en nog werkzame vulkanen bezette afval der woestijnvlakte tot op korten afstand de kust. Massaoea heeft bij een gemiddelde jaar-temperatuur van 31.6° een gemiddelde Juni-temperatuur van 33 ° C. en ’n gemiddelde Januaritemperatuur van 25,5° C. De absolute temperatuur-uitersten waren in acht jaren tijds 44,5 en 18,5. De jaarlijksche hoeveelheid regen is zper verschillend en bedraagt b.v. bij Keren ongeveer 750 millimeter, bij Massaoea 220 millim., bij Assab 60 millim.; het maximum valt te Keren tusschen Aug. en Dec. De bewoners_ des lands zijn van arabischen oorsprong ; zij houden zich deels in vaste woonplaatsen op en leven deels nomadisch ; in het zuiden des lands wonen de Danakil. Wat de handel betreft werd in 1899 voor 6.777.736 lire ingevoerd (katoenen garens en weefsels, durra, rundvee, hout, wijn, meel enz ) en voor 1.131.290 lire uitgevoerd (parelmoer, dierlijke producten, gedroogde huiden, edele metalen, parelen), terwijl de doorvoer naar Abyssinië 1.162.364 lire, en naar Soedan 1.131.290 lire bedroeg; uit Abyssinië werd ingevoerd voor 239.158 lire, uit Soedan voor 99.020 lire; de invoer van abyssinische producten in E. is sinds 1899 vrijgesteld van inkomende rechten. Het economisch middelpunt der geheele kolonie in Massaoea, de natuurlijke haven van Abyssinië, in welks omgeving tal van min of meer belangrijke plaatsjes liggen, alsArkiko, M’Koelloe (Monkoelloe), Saati, Arafali enz. De voor strategische doeleinden aangelegde spoorlijn van Massaoea over M’Koelloe naar Saati heeft een lengte van 27 km. en zal tot aan de rivier Dia-Daga en voorts in de richting van Asmara, de tegenwoordige hoofdplaats der kolonie, doorgetrokken worden. Postkantoren bestaan te Massaoea, Keren, Asmara, Ginda, Sagamiti en Assab; Massaoea en Assab zijn telegraphisch verbonden, evenals Massaoea en Kassala. Massaoea en Adi ügri, Massaoea en Adikaje, Assab en Perim. In het geheel heeft Italië gedurende dejaren 1882—96: 304 mill. lire voorde kolonie uitgeg. waarvan 124 mill. alleen in 1895/96; in 1900 bedroeg de toelage 73/5 mill. lire De opbrengst der belastingen, in 1894 nog slechts 285.000 lire, bedroeg in 1899: 587.750 lire. De bezetting, een bij wet van 10 Juli 1887 opgericht bijzonder korps, bestond in 1899 uit 187 officieren, 1021 italianen en 5313 inlanders, en was verdeeld over Massaoea (forten Abd-elKader, Taulud en Gherar), Saati, Ginda, Keren, Asmara, Agordat, Adi Ugri en drie andere stations.

Geschiedkundige bijzonderheden In 1881 stelde Italië de stad Assab met het omgelegen land aan de Assabbaai onder zijn bescherming, en reeds 5 Juli 1882 volgde de officieele inbezitneming. De moord op den reiziger Bianchi in het land der Danakil gaf daarop een gereede aanleiding tot gebiedsuitbreiding ; de havenplaatsen Bailoel en Massaoea werden bezet en de kuststreken van kaap Kasar tot aan de Beheta-baai tot een italiaansch protectoraat verklaard. Tegen deze handelwijze werd echter door Abyssinië met klem geprotesteerd en in 1887 werden de italianen door een der abyssinische vorsten, ras Alula, gedwongen zich van hun uiterste voorposten (Saati en Arkiko), terug te trekken; na inderhaast zijn positie in het land zelf te hebben versterkt en het bezettingsleger belangrijk te hebben uitgebreid, ging Italië er echter weldra toe over de verlaten stellingen te hernemen. Intusschen hadden de stammen ten noorden van Massaoea de ital. bescherming erkend; 9 Dec. 1888 erkende de sultan van Aoessa (Aussa) het ital. beschermheerschap over het land der Danakil, en in 1889 bezetten de italianen de belangrijke plaatsen Keren, Asmara, Ailet en Gura, allen gelegen in het abyssinische hoogland. Tusschen Mei en September 1889 (verdrag van Uccialli) kwam tusschen Menelik II en Italië een verdrag tot stand, waarbij de ital. kolonie als zoodanig erkend en de verhouding tusschen Italië en Abyssinië nader geregeld werd; toen Italië echter op grond van de bepalingen van dit verdrag ook Abyssinië zelf als zijn protectoraat bleek te beschouwen en als zoodanig scheen te willen behandelen, verklaarde Menelik het geheele verdrag vervallen. Een nieuw verdrag van 15 April 1891, aangevuld door het te Rome geteekende protokol van 5 Mei 1894 bracht de ital. invloedssferen binnen nauwkeuriger vastgestelde grenzen. Intusschen hadden de italianen alle krachten moeten inspannen om de reeds tot Agordat doorgedrongen Mahdisten onder Hamed Ali tot staan te brengen en terug te werpen, Dec. 1893. In 1894 begon generaal Baratieri, sinds 1892 gouverneur der kolonie, aan het hoofd van bijna het geheele koloniale leger tegen Kassala te opereeren, welke stad op 17 Juli ’94 veroverd en bezet werd. Einde 1894 braken nieuwe vijandelijkheden uit, voornamelijk doordat ras Mangasja (Mangacha) van Tigré onder begunstiging van Menelik te kennen gaf zich gewapenderhand tegen het verder dringen der Italianen te zullen verzetten. Aanvankelijk behaalden de Italianen belangrijke voordeelen; in Jan. 1895 bracht Baratieri ras Mangasja bij Coatit een geduchte nederlaag toe en weinigla^er werd het iandschap, Tigré tot een ital. vasalstaat verklaard, Adigrat en Adoua kregen een ital. bezetting. Alsnu echter mengde Menelik zelf zich in den strijd en viel met een leger van omstreeks 90.000 man Tigré binnen ; 7 Dec. 1895 stiet een afdeeling van zijn leger onder ras Makonnen bij Amba-Alagi,2 dagmarschen van de door generaal Arimondi verdedigde ital. vesting Makaleh, op een 2400 man sterke ital. troepenmacht onder majoor Toselli, waarvan nauwelijks 300 man ontkwamen; generaal Arimondi trok alsnu, de verdediging van Makaleh of Makalle aan majoor Galliano overlatende, op Adigrat terug, waar generaal Baratieri alle beschikbare troepen, ongeveer 20.000 man bijeentrok. 21 Jan. 1896 werd Galliano na een hardnekkige verdediging van Makaleh tot kapitulatie gedwongen, waartoe hij echter niet dan onder beding van vrijen aftocht overging. 1 Maart 1896 greep Baratieri ter hoogte van Adoua de Abyssiniërs aan; hij leed de nederlaag (zie Abyssinië, dl. 1 pag. 61), trok het overschot zijner troepen bij Addi-Kajee, 70 km. van Adoua, bijeen, doch ontving weldra van zijn regeering bericht dat hij van zijn functies ontheven en door generaal Baldissera vervangen was; laatstgenoemde slaagde erin het belegerde Adigrat te ontzetten (5 Mei 1896), waarop deze plaats tegen uitlevering der ital. krijgsgevangenen door de ital. werd ontruimd (18 Mei). 26 Oct. werd in de abyssinsche hoofdstad een voorloopig vredes-verdrag geteekend, waarop binnen een jaar de vrede tot stand kwam; het verdrag van Uccialli werd opgeheven, Abyssinië volkomen van Italië onafhankelijk verklaard, vrijlating aller ital. krijgsgevangenen bedongen, en de linie Mareb—Belesa—Muna tot grens genomen. Einde Dec. 1897 werd Kassala aan het engelsch-egyptisehe gouvernement afgestaan. Het bestuur van Italiaansch-Somalland werd in 1898 voor den tijd van 48 jaren aan de „Anonieme handelmaatschappij der Benadirkust” gegeven.

Literatuur : Schweinfurth, 11 presentee farrenire della Colonia Eritrea (Milaan 1894), von Bruchhausen, Die Italiener in, Afrika 7de bijvoegsel v/h „MilitarwochenblatP', Berl.1895), dezelfde, Der erythraisch-abessin. Krieg 18U5ID6 (le bijvoegsel v/h „MilitarwochenblatP’1897), Scholier, Mitteilungen über eine Reise. in der Colonia Eritrea (Berlijn 1895), Massaja, L'arrenire delta Colonia Eritrea (Rome 1895), Jonquière, Les Italien-s en Erythrce (Par. 1897), Pellenc, Les Italiens en Afrique IdNO—00 (Parijs 1897), Baratieri, Memorie d'Africa (Turijn 1897), Brunialti, Le eolonie deyli Italiani (Turijn 1897), Eritrea. I nostri errori (Turijn 1808), Melli, La colonia Eritrea dalle sue origini fino al Iu marzo LSD!) (Panna 1899), dezelfde, L'Eritreadalle sne origini a tutti Vmmo 11)01. Appunti cronistorici con anncssoci una carta ed uno schizzo, au' appendire di note geografiche e statistieke e di cenni sul Benadir e sui viaggi d'esplorazione (Milaan 1902), het jaarlijks verschijnend Estrutto van het Statistisch jaarboek „Possessi e Protettorati in Africa”. — Kaarten : Carta Aella colonia Eritrea, 1 : 50 000 (Flor. 1891—92), Euovu carta dei dominii e protettorati nelf Eritrea e reyioni limitrofe 1 : 1500 000 (Rome 1895), Dalla Vedova, Etiopia e Soinalia. 1 : 8000 000 en 1 : 2000 000 (Turijn 1895), Carta diniostratica della Colonia Eritrea e regioni adjacenti (16 bladen 1 : 250 000, uitgave van het Militairgeografisch instituut, Flor. 1897), Carta della Colonia Eritrea, 1 : 100 000 Flor. 1899—1900).

< >