1) Graafschap in het n. w. van Ierland, prov. Ulster, grenst ten o. aan Londonderry en Tyrone, ten z. aan Fermanagh en de Donegalbaai, ten w en n. aan den Atl. oceaan, 4844½ km2, groot, in 1901:173.625 inw.; de rotsige kust bevat vele grootere en kleinere bochten, onder welke de Lough-Swilly 66 km. ver landwaarts indringt; in het. n. is het land bergachtig (Donegalgebergte, hoogste punt de Errigal, 750 meter); de dalen zijn vruchtbaar, ten deele drassig; overigens komen uitgestrekte streken veengrond en groote meren voor; onder deze laatste zijn Lake Eask in het z. en Lake Nacung in het n.w. de grootste; grootere rivieren ontbreken; het noordelijkst punt van D. en tevens van geheel Ierland, is het 69 m hooge voorgebergte Malin Head, onder 55° 22' N.B ; het klimaat van D. is vochtig, en het graan kan ternauwernood rijpen; men verbouwd gerst, haver, vlas en aardappelen; de grond is in handen van enkelen; naast landbouw vormen veeteelt en vischvangst de hoofdmiddelen van bestaan; de industrie is onbeduidend; de bodem levert lood, verscheidene toonsoorten en zwavelkies; sinds 1889 is men ook begonnen de rijke granietgroeven in exploitatie te nemen; Mountcharles levert gezochte bouwsteenen, Dunlewy uitmuntend marmer. Het graafschap wordt doorloopen door spoorwegen van Londondery naar de Donegalbaai en naar Letterkenny. Het graafschap zendt vier leden naar het parlement. De hoofdplaats, het dorp Lilïord, is een armelijk plaatsje met 570 inw.
2) Marktstad in het graafschap D., aan d,e monding van de Eske in de Donegalbaai, rondom door heuvelen omgeven, 4100 inw.: een haven, een vijftal kerken, een klooster der Franciscanen, overblijfselen van een kasteel van de 0’Donnells. In de nabijheid drukbezochte zwavelbaden.