Gepubliceerd op 14-03-2021

Claudius nero tiberius

betekenis & definitie

rom. keizer 14— 37 na Chr., geb. 42 v. Chr. als oudste zoon van Li via Drusilla en Tiberius Claudius Nero, werd na het huwelijk van Livia met Octavianus in het huis van laatstgenoemde grootgebracht, onderwierp met zijn broeder Drusus 15 v.

Chr. de Rhaetiërs en Vindeliciërs; hij was gehuwd met Vipsania Agrippina, een dochter van Agrippa, doch moest na diens dood dit huwelijk ontbinden en in den echt treden met Agrippa’s weduwe uit het tweede huwelijk, des keizers dochter Julia (11 v. Chr.); na den dood van Drusus was T. in Germanië werkzaam. Een opdracht om Armenië aan de Parthen te ontrukken wist hij te ontwijken door zich naar Rhodus te begeven; 2 n. Chr. keerde hij naar Rome terug en werd 4 na Chr. door den keizer, hoewel deze een afkeer van hem had, geadopteerd. Vervolgens streed T. weer in Germanië en beschermde na de nederlaag van Varus (9 na Chr.) tot 11 de Rijngrens. In 13 na Chr. werd hij tot medebestuurder van het rijk benoemd door Augustus, die eindelijk zijn waarde had ingezien en na diens dood (14) door den senaat als keizer erkend.

De regeering van T. is een model van centraalbestuur van het geheele rom. rijk, dat nu, behoudens enkele kleine opstanden, rust genoot; door strenge wetten op de zeden en de weelde, maakte T. een eind aan de toenemende demoralisatie; vooral ook wijdde hij zijn aandacht aan de verwaarloosde provinciën; de financiën regelde hij zoodanig, dat hij bij zijn dood een welgevulde schatkist (2700 mill. sestertiën, d. i. ruim 350 mill. gld.) naliet. Doch ?s keizers streven vond geen waardeering en zoo werd T. afkeerig van alles, trok zich in eenzaamheid naar Capri terug en liet de regeering over aan den prefect der garde, Sejanus (zie ald.); diens verraad en val (31 na Chr.) gaf T. aanleiding tot een vreeslijk wraakgericht. Rome heeft hij na 26 na Chr. niet weergezien; hij overleed op een tochtje naar kaap Misenum aan een plotselinge ziekte, 16 Maart 37. Hij was een der beste regeerders van Rome; zijn hardheid en wreedheid zijn het gevolg van de bittere lotgevallen zijns levens. Zijn voornaamste karaktertrekken waren ernst en geslotenheid, koelheid en egoïsme. Hij bekommerde zich weinig om de meening zijner tijdgenooten, meer om het oordeel van het nageslacht; vandaar de hoonende minachting, die hij dikwijls jegens de menschen betoonde. Zijn menschenhaat sloeg ten slotte over in een soort vervolgingswaanzin; van toen af legde hij jegens al wat hem omringde een bijgeloovigen angst en een onoverwinnelijk wantrouwen aan den dag.

< >