Gepubliceerd op 20-01-2021

Carel gabriel cobet

betekenis & definitie

Nederl. hellenist, geb. 28 Nov. 1813 te Parijs, waar zijn vader een staatsbetrekking bekleedde, studeerde van 1831—40 te Leiden, deed toen op staatskosten een wetenschappelijke reis naar Italië, en werd in 1847 hoogleeraar aan de hoogeschool te Leiden, waar hij 26 Oct. 1889 overleed; C. hield zich voornamelijk bezig met de studie der grieksche schrijvers, voornamelijk der antieken, en verwierf zich groote verdienste ten opzichte der grieksche metriek; zijn hoofdwerken zijn: Prosographia Xcnephontea (Leid. 1836), Observationes criticae in Comici reliquias (Amsterd. 1840), Oratio de arte interpretandi grammatices et cntices fundamentis innixa, primario philologi officia (1847), Praefatio Icctionum de historici vetere (1853), Variae lectiones quibus continentur observationes criticae in scriptoren graecos (1854, 2e druk 1873); Novae lectiones (1858), Orationes et fragmenta Lysiae (Amst. 1863), Miscellanea philologica et critica (1873), Observationes criticae et palaeographica ad Dionysii Ralicarnassensis antiquitates romanas (1877) enz. Hij was voorts mede-uitgever van het tijdschrift: „Mnemosyne”, en gaf ook Xenophon’s Hellenica (1862) en de redevoeringen van Hyperides (1858) in het licht.

< >