fr. geschiedschrijver, geb. 1821 te Parijs, 1864—76 historiograaf en archivaris bij het ministerie van oorlog, 1871 lid der Academie, overl. 1892; voorn, werken: Histoire de Louvois (7de dr., 4 dln. 1891) , Les volontaires de 1791—94 (5de dr., 1892) , La grande armee de 1813 (2de dr., 1892), Histoire de la guerre de Crimée (2 dln. 1877), [i]La conquête d’Algers.
[/i]
Roussillon
voormalig graafschap en provincie in het zuiden van Frankrijk, begrensd door Languedoc, Foix, de Middell. zee en de Pyreneeën, met de hoofdstad Perpignan, komt overeen met het tegenw. depart. PyrénéesOrientales. De oude bewoners waren de Sardonen, wier hoofdstad Ruscino a.d. Tetis (Tet) 859 door de Noormannen verwoest werd (tegenw. La Tour de R., ten o. van Perpignan), Onder de Romeinen behoorde R. tot Gallia Narbonensis, in de 5de eeuw kwam het aan de West-Goten, 720 aan spaansche Sarracenen, 759 onder Pippijn aan de Franken. Sedert Karel den Groeten werd R. als rossilionensische of eleneinsische gouw (naar de stad Elne) door graven bestuurd, die zich omstreeks 900 onafhankelijk maakten; de- laatste van hen vermaakte R. 1172 aan Aragon, waarbij het voortaan bleef, doch onder fransehe hoogheid, waarvan eerst Lodewijk IX in 1258 afstand deed. Jan II van Aragon verpandde R. 1462 aan Lodewijk XI; eerst Karel VII gaf het 1493 aan Aragon terug; sedert bleef R. bij Spanje, totdat het 1642 door Lodewijk XIII veroverd en 1659 bij den vrede der Pyreneeën benevens het graafschap Conflans (met Villefranche) en noordelijk Cerdagne definitief aan Frankrijk werd afgestaan.