of Boeol. Rijkje in het westelijk deel van het noordelijk schiereiland van Celebes, behoorende tot de Minahassa of het zg. bondgenootschap van Menado, residentie Menado, Nederl.-Indische buitenbezittingen; het wordt ten n. door de zee bespoeld en grenst ten z. aan de afdeeling Gorontalo; het land is bergachtig en heeft in het midden het karakter van een hoogvlakte, uit welke zich enkele toppen van 1000 tot 1800 meter absolute hoogte verheffen; in deze bergen, die met dichte wouden bezet zijn, ontstaan meerdere rivieren, die in noordelijke en noordoostelijke richting zeewaarts loopen; het land, hoewel vruchtbaar, wordt weinig bebouwd, doordat de geheele bevolking zich aan de kusten ophoudt; wegen ontbreken geheel; de rivierbeddingen en het bergland bevatten goud, dat op kleine schaal gedolven en over Singapore uitgevoerd wordt; dit gouddelven geschiedt bijna uitsluitend door vreemdelingen, meest Gorontaleezen; de inboorlingen van B. houden zich meer bezig met de teelt van padie en katoen in de nabijheid der kust, en met vischvangst; het dagelijksch voedsel is echter sagoe, welke overal in overvloed voorhanden is; de bevolking, 6 a 8000 zielen sterk, belijdt den moham. godsdienst.
Het rijkje is verdeeld in vier districten: Biaro, Talaki, Tongon en Boenobagoe, en wordt bestuurd door een radja, bijgestaan door hoofden met de titels hoekoem, kapita laoet, president en marsaolee. De Oost-Indische Compagnie bezat hier reeds vroeg een fort, en sloot bij verschillende gelegenheden contracten met de hoofden; op 13 Dec. 1890 werd een contract gesloten met B., waarbij de per jaar aan het gouvernement te betalen schatting op f 1000 werd bepaald.