Gepubliceerd op 20-01-2021

Bindweefsel

betekenis & definitie

(Tela cellulosa of tela conjunctiva). In dierlijke organismen de vezelachtigo stof, die de organen van buiten omhult of als een netwerk met grootere en fijnere mazen do elementaire deelen (vet, spiermassa of vleesoh, bloedvaten,pezen, zenuwen, beenderen) verbindt en steunt, de in die organen of deelen doordringende bloedvaten tot aan de fijnste vertakkingen vergezelt, en ook in den vorm van banden, peezen, vliezen, als de grondzelfstandigheid der beenderen zelfstandig optreedt.

Het B. komt voor in het lichaam van mensch en dier. Onder liet microscoop vertoont het zich als fijne vezelbundels, met enkele dikkere vezels, die zich door de fijnere heenkronkelen of deze omstrengelen. Bij zijn allereerste vorming, in den jongen toestand, is het een geheel structuurloozo, geleiachtige, troebelige zelfstandigheid, waarin een aantal zeer kleine cellen verspreid liggen, die ovaal of rond en soms voorzien zijn van zeer fijne verlengselen; later verkrijgt het een vezelig voorkomen en kan het ook met een naald gemakkelijk tot vezelen uitgeplozen worden; de verlengselen der cellen groeien uit tot lange vezelen en heeten naar haar vermogen om zich -na intrekking weder saam te trekken, veerkrachtige of elastieko vezelen; deze onderscheiden zich van do eigenlijke bindweefselcellen door de donkere randen, die bij doorvallend licht waarneembaar zijn en door haar vermogen weerstand te bieden aan de werking van zuren en alkaliën; zij kunnen allengs hare holheid verliezen on tot vaste draden worden ; zoolang zij hol zijn leveren zij wegen op voor den omloop van fijne sappen. Naai' de wijze waarop de bundels bindweefsel met elkanler vereenigd zijn is het B. los of vast, vilt- of vliesachtig; do huid bestaat uit een dicht bindweefsel en is met een losse laag «lerzelfde stof aan de onder de huid gelegen deelen verbonden; deze losse laag stelt de huid tot het plooien en verschuiven in staat. Tusschen het losse bindweefsel zet zich ook het vet af, in den vorm van ronde blaasjes. Verder bestaan de slijmvliezen in hoofdzaak uit B.: ook deze worden door een lossere laag aan de deelen waartoe zij belmoren vastgehecht; de ruimte tusschen saamgestelde organen, als do verschillende klieren, zijn met B. opgevuld; de beenderen, het kraakbeen, de zenuwtakken, de hersenen, het ruggemerg, het oog, de milt enz zijn door dichte vliezen van bindweefselvezelen omgeven.

< >