1) Claudius, zweedsch geleerde, geb. te Linköping, 1627, overl. te Stokholm, 1695 : hij was leeraar in de metaphysica en in de geschiedenis aan de hoogeschool te Upsala; zijn voorn, werk is getiteld: Ristoriac Suevorum Gothorumque ecclesiasticae (Stokh. 1689);
2) Jacob, broeder des vorigen, geb. te Linköping 1642, overl. te Hembringe, bij Upsala, 1725 ; hij was professor in de geschiedenis te Upsala; van zijn hand verscheen in 1689 een vertaling der Psalmen ;
3) Johannes, zweedsch plantkundige, geb. 1811 te Klöfdala.