Dochter van den koning der Oostgothen Theodorik den Groote, bij wiens dood (526 n. C.) het Oost-gothische rijk overging op den zoon van A.; daar deze echter slechts 7 jaren oud was, kreeg A. wier gemaal, een voornaam Oostgoth, reeds voor Theodorik was overleden, als regentes de teugels van het bewind in handen.
A was geheel romeinsch opgevoed en de romeinsche beschaving en alles wat romeinsch was, zeer genegen, waardoor zij zich den haat harer landgenooten op den hals haalde; weldra geraakte zij met de gothische rijksgroot en in openbaren strijd, en trots de wijze maatregelen van haren eersten minister, Cassiodorus, bleef de toestand gespannen. Toen haar zoon in 534 stierf, werd er algemeen op aangedrongen, dat zij zou heengaan; zij trachtte de tegenstanders van vrouwenregeering tevreden te stellen door een huwelijk aan te gaan met Theodaat, haar neef, een zedeloos, onmatig en karakterloos persoon; na als regent erkend te zijn deed deze zijn gemalin gevangen nemen en in 537 door worging om het leven brengen, waaruit Justinianus voorwendsel nam om de Westgothen van Italië den oorlog te verklaren.