Een der eerste fransche toonkunstenaars van den tegenwoordigen tijd, geb 1857 te Parijs, behaalde in 1881 den grooten prijs van Rome, was eenigen tijd als muziekkritikus verbonden aan de „Revue indépendante”, vervolgens aan „Gil-Blas”, eindelijk aan „Figaro”, en componeerde: Léda (poème symphonique), Ouverture héroïque; La belle au Bots dormant (poème symphonique), Penthitié (poème symphonique), Rêverie (opera in drie bedrijven), Le Rève (opera in vier bedrijven), L’Attaque du Moulin (opera ir. vier bedrijven, tekst naar Zola; nederl.; „De aanval op den molen”, in Nederland door de Ned. Opera opgevoerd en door den componist zelf gedirigeerd), Mon Requiem; Messidor, Louise; L'Ouragan (opera, naar een tekst van Zola, in proza, première-opvoering 29 April 1901, Opéra-Comique, Parijs), enz.
Yan zijn „Aanval op den molen” schrijft Anton H. Tierie: B. heeft in zijn „Aanval op den molen” de hoogste der menschelijke aandoeningen, en zelfs ontroering, en op zijn wijze 'n zeer schoone, weten te schilderen; op den tekst is muziek geschreven, die de onmiskenbare blijken draagt van ’n heerlijke individualiteit, die, door innerlijken afkeer van effectmakerij gedreven wordt tot het oprecht zichzelf geven, in de overweging, dat dit voldoende moest zijn, en voldoende was—etc.” B. is de man der beredeneerde composities, die zijn formule geeft en in hare consequentiën uitwerkt; zijn opera wijkt van de gewone opera af door de geheel veranderde rol welke hij de muziek geeft; bij hem treedt de muziek niet op als een gepaste begeleiding van den tekst, minder nog als een kunstig samenstel van solo’s, duos, koren enz., maar als eene symphonie, die de stemmingen welke bij de handeling behooren tracht op te wekken en weer te geven, en die den tekst aanvult, uitdrukking gevende aan wat de librettist niet onder woorden vermocht te brengen — derhalve verschillend van liet Wagneriaansche begrip, dat saamsmelting van compositie en tekst zoekt.