(Zenegroen) Plantengeslacht van de Familie der Lipbloemige planten (Labiatae), behoorende tot de Klasse der Tweezaadlobbige Planten met vergroeidbladig bloemdek (Dicotyledones monopetalae) — vruchtbeginsel bovenstandig, diep-vierdeelig, 4 splitvruchtjes, 4 meeldraden, helmknoppen 1-hokkig; kelk klokvormig, met 5 bijna evenlange ongewapende slippen; van de gelipte bloem steken de meeldraadjes boven de onderlip uit, en is de bovenlip 3-slippig; voornaamste soorten:
Ajuga Orientalis — sierlijke plant met fraaie bloemen en gepaarde bladen, kruiselings aan den stengel geplaatst; hoogte 1 tot 2 voet; afkomstig uit de Levant, veelvuldig geteeld in europeesche tuinen;
Ajuga pyramidalis — wortelbladen zeer groot, piramidale paarsche, roode of witte bloemen, ruigen stengel, bladen diepgekarteld; groeit in het zuiden van midden-Europa:
Ajuga alpina — een enkele stengel, met de bladen even groot als de wortelbladen, bloemen blauw; wordt gevonden op de Zwitsersche en Oostenrijksche Alpen;
Ajuga Genevensis — bladen wollig gestreept, stengel rondom bezet met wollige haren, zonder uitspruitsels boven den grond; bloemen vleeschkleurig of bleekrood; groeit langs de wegen in hei- en zandgrond;
Ajuga reptans — opstaande stengel van een halven voet, welke bloesems draagt die zijdelings scheuten uitlaten, die over den grond kruipende weer andere bloemstengen schieten; bladeren ovaal, diep ingesneden; groeit op grasgronden. Deze soort heeft een fraaie verscheidenheid in Ajuga reptans atro-purpurea, een laaggroeiende bladplant met donkerbruine bladeren.
