geb. 1858 te Amsterdam; door W. Springer en aan de Rijks-Academie voor Beeldende kunsten in de bouwkunst opgeleid; trad in 1882 als bouwkundige le kl. in dienst der gemeente Amsterdam; w’erd in 1891 tot gemeente-architect der hoofdstad benoemd, welk ambt hij tot 1894 bekleedde.
Voornaamste werken: het Stedelijk Museum, en verschillende andere gemeente-gebouwen te Amsterdam. In 1899 maakte hij deel uit van de jury ter beoordeeling der plannen voor een Museum te Budapest, welk" gebouw daarna onder zijn toezicht werd uitgevoerd; was geruimen tijd redacteur, later medewerker van het Bouwkundig weekblad „De Opmerker’’, gaf in 1897 een Geschiedenis der Beeldende Kunsten in het licht; bewerkte met G. van Arkel voor het Kon. Oudheidk. Genootschap de „Noord-Hollandsche Oudheden”, deed in 1885 „het Rijks-Museum te Amsterdam” verschijnen.