oudste zoon van Amram en Jochebed, uit den stam Levi, broeder van Mozes en Mirjam. In de geschiedenis der verlossing van Israël uit de Egyptische slavernij. had hij een groot en belangrijk aandeel, daar hij tegenover Pharao’s hardnekkige weigering steeds de tolk was van zijn minder welbespraakten broeder Mozes.
Na den uittocht bleef hij diens getrouwe medehelper; gedurende zijns broeders verblijf op Sinaï nam hij het opperbestuur waar, doch bleek een zwak leider en kon niet beletten dat het volk een gouden kalf maakte en dit aanbad. Nadat de tabernakel vervaardigd was, werd aan A. benevens zijn zonen erfelijk het priesterschap opgedragen. Hij stierf op den berg Hor, 123 jaar oud. Zijn zoon Eleazer volgde hem op in de hoogepriesterlijke waardigheid. (Numeri 20 : 23—29).