(zelfstandig naamwoord)
[alg.] afspinsel, afsplitsing, loot, uitvloeisel
- De Harvard-theorie is eigenlijk maar een econometrisch afspinsel van het werk van Max Weber.
[zaken] vondstbedrijf
- ASML is binnen tien jaar uitgegroeid van vondstbedrijf tot marktleider.