(zelfstandig naamwoord)
[alg.] indiener, aandrager, aanleveraar; beginner, aanvanger
- Een ventje van 26, een zekere Einstein, wordt genoemd als inbrenger van de relativiteitstheorie.
[med.] inbrengslang, slikslang
- Omdat de inbrengslang diep in de longen moet, wordt de pati?nt in coma gehouden.