(zelfstandig naamwoord)
[alg.] samenhankelijkheid; samenhang, onderlinge afhankelijkheid
- Naar mate de samenhankelijkheid van EU-staten toeneemt, moeten ze een deel van hun souvereiniteit afstaan.
- Brexit maakt duidelijk dat er géén samenhang is tussen immigratie en groeiende werkloosheid. Integendeel.
- De onderlinge afhankelijkheid tussen politici en politieke journalisten leidt tot boude uitspraken en sensationele berichten.